Het optimisme monster
“Komt wel goed joh”
Wat is het
Je kent ze wel: Die stagiair die denkt dat hij binnen twee weken de hele afdeling runt (schattig!). Die startup-stagiair die heilig gelooft dat zijn PowerPoint-skills het bedrijf gaan redden. En jij als begeleider, die denkt: "Dit wordt de beste stagiair ooit!"
(Even een korte stilte voor alle vorige keren dat je dat dacht...)
Welkom in de wondere wereld van de 'optimism bias' : Waar we allemaal denken dat het deze keer écht anders is. Want ja, die andere 60% worstelt met de eerste maand, maar MIJN student is speciaal. Toch?
De drie-eenheid van zelfbedrog
De stagiair
Tom komt binnen in zijn keurige pak (inclusief matching pochet, want waarom niet?). Hij is er heilig van overtuigd dat zijn Excel-skills en zijn vermogen om 'synergy' vijf keer in één zin te gebruiken (gezien op Youtube) precies is wat deze hippe startup nodig heeft.
De begeleider
Jij denkt dat Tom binnen een week zijn stropdas verruilt voor een hipsterbaard. Want ja, dat is realistisch.
De organisatie
Het is natuurlijk veel logischer om die verantwoordelijkheid bij een 21-jarige te leggen die nog nooit een werkende printer heeft gezien dan bij, ik noem maar wat, de mensen die er al jaren werken. Want innovatie komt toch van onderaf, of zoiets? Toch?
Wanneer slaat het optimisme-monster toe?
Op elk mogelijk moment! Bij de begeleider die denkt "deze keer plan ik wél alle begeleidingsgesprekken vooraf" (ha!). Bij het team dat gelooft dat "iedereen het leuk vindt om studenten te begeleiden" (dubbel ha!). En bij de organisatie die beweert dat "stagebegeleiding nauwelijks tijd kost" (kunnen we hier even heel hard om lachen?).
De drie niveaus van collectieve zelfhypnose
1. De begeleider:
Die denkt dat multitasken bestaat en culturele verschillen zich vanzelf oplossen. Want ja, waarom zou je daar tijd voor vrijmaken?
2. Het team:
Dat collectief gelooft dat ze tijd hebben om "even" te helpen. Totdat ze het niet meer hebben. Oeps.
3. De organisatie:
Die vrolijk verkondigt dat "die begeleiders zich wel redden". Tot ze dat niet meer doen. Dubbel oeps.
Wat kun je eraan doen?
(behalve cynisch worden)
1. De realiteitscheck: Vraag bij elk "komt wel goed" even door. Want "komt wel goed" is meestal code voor "ik heb geen flauw idee hoe, maar ik weiger erover na te denken."
2. Plan voor het ergste: Want zelfs de meest optimistische student heeft soms een zachte landing nodig. Of een parachute. Of een heel vangnet.
3. Gebruik het als motivator: "Je wilt de afdeling runnen? Geweldig! Laten we beginnen met leren hoe de koffieautomaat werkt."
4. Maak het meetbaar: Want getallen liegen niet (in tegenstelling tot je optimistische inschattingen).
5. Bouw reflectiemomenten in: Voor als die roze bril zo roze wordt dat je er hoofdpijn van krijgt.
Stoppen dan maar?
Nee, zeker niet. Want optimisme is als chilisaus: een beetje maakt alles beter, maar te veel en je zit met een branderig gevoel en je proeft het gerecht niet meer.
En vergeet niet: achter elke succesvolle stage zit een begeleider die wist dat het mis zou gaan, zich daarop had voorbereid, en tóch doorging. Dat is pas optimisme - met een gezonde dosis realisme als airbag.
Want een goede stage? Die maak je niet met dromen alleen. Daar heb je ook een flinke dosis "dit-gaat-mis-maar-we-doen-het-toch" voor nodig. En misschien, heel misschien, komt het dan wel goed.
(Maar plan toch maar voor het ergste.)