Habitus

Habitus en stagebegeleiding.

Je kent het wel. Die student die op de eerste stagedag binnenkomt en meteen de juiste toon weet te vinden. Of juist die andere, die prima vakkennis heeft maar zich toch niet helemaal op zijn plek voelt. Als praktijkbegeleider heb ik het vaak gezien. Jij wellicht ook. Dit heeft allemaal te maken met wat we 'habitus' noemen.

De Franse denker Bourdieu heeft dit mooi uitgelegd, maar ik ga het simpel houden. Habitus is eigenlijk niets anders dan al die onbewuste gewoontes en manieren van doen die je van huis uit hebt meegekregen. Het is als een onzichtbare rugzak die je overal mee naartoe draagt.

Voor stagebegeleiders is het belangrijk om die rugzak te zien omdat het bepalend is voor het verloop van de stage. Hoe je daarmee omgaat is bepalend voor dat verloop.

Laat ik een paar voorbeelden geven: Emma op de afdeling intramuraal, tweedejaars verpleegkunde. Prima meid, goed voorbereid, maar ze beweegt zich door de gang alsof ze elk moment door de grond kan zakken. Vooral als er een arts langskomt. Terwijl haar medestudent Lisa ( vader verpleegkundige, moeder neurochirurg) rondzweeft alsof ze er al jaren werkt.

Dat is habitus in actie.

En het wordt nog interessanter. Bij de marketingafdeling komt Tom binnenlopen. Komt binnen in zn keurige overhemd, terwijl iedereen daar in een versleten spijkerbroek rondloopt op afgetrapte Converse. Hij komt uit zo'n degelijk MKB-gezin met een administratiekantoor. Niets mis mee, maar bij die hippe startup waar hij stage loopt, voelt hij zich bij binnenkomst als een pinguin op een technofeest.

Als praktijkbegeleider moet je dit snappen. Want hier kun je wat mee. Bij Emma leg je bijvoorbeeld niet alleen uit hóe ze een infuus moet aanleggen, maar ook waarom we op een bepaalde manier met artsen omgaan. Bij Tom help je begrijpen dat zijn neiging tot netjes zijn helemaal niet verkeerd is, maar dat hij ook mag experimenteren met wat losser zijn. Het is als een garderobe die je steeds uitbreidt. Je gooit je oude kleren niet weg, je voegt nieuwe stukken toe. Soms draag je een pak, soms je oude vertrouwde spijkerbroek.

De kunst is te weten wanneer wat gepast is.

Nu hoor ik sommige collega's al denken: maar dan pin je mensen toch vast op hun achtergrond?

Wacht even.

Kijk naar Hassan. Niemand in zijn familie werkt in de zorg. Toch is hij een van de beste stagiairs ooit in verzorgingshuis de Laatste Bocht. Waarom? Omdat hij jarenlang voor zijn opa heeft gezorgd. Die ervaring, plus zijn motivatie; dat maakt hem top.

Of Jasmijn, die stage loopt bij dat advocatenkantoor. Slim meisje, komt uit een praktisch geschoold gezin met een moeder achter de kassa bij ‘s lands grootste kruidenier en vader die écht iets met zn handen kan als stucadoor. Ze voelt zich ongemakkelijk als haar collega's tijdens de lunch over hun wijngaard in Frankrijk beginnen. Maar dat zegt toch niks over haar capaciteiten als jurist?

Daarom is het belangrijk om te snappen: Habitus is geen gevangenis. Het is meer een startpunt. Je kunt nieuwe dingen leren, andere manieren van doen ontwikkelen. Als praktijkbegeleider is het jouw taak om mensen daarbij te helpen. Door dingen expliciet te maken die voor anderen vanzelfsprekend zijn. Door een veilige plek te creëren om te oefenen. Door samen te reflecteren op wat er verandert. Een praktijkbegeleider is eigenlijk een soort cultureel tolk. Je vertaalt niet alleen wat er gezegd wordt, maar ook waarom iedereen tijdens de lunch precies weet wanneer ze moeten lachen om de flauwe grappen van de baas.

Want uiteindelijk gaat het er niet om dat iedereen hetzelfde wordt. Het gaat erom dat mensen hun eigen stijl ontwikkelen die werkt in hun vakgebied én bij hen past. Misschien is het advocatenkantoor wel toe aan wat verfrissing tussen al die stijve ‘amice’ prevelende Leidse ballen. Of kan die hippe startup wat structuur gebruiken. De beste professionals? Die kunnen schakelen tussen verschillende stijlen. En de beste begeleiders? Die helpen anderen om dat te leren.

Zo simpel is het. En zo ingewikkeld tegelijk. Maar als je dit snapt als praktijkbegeleider, dan kun je je studenten zoveel beter helpen. Want dan zie je niet alleen wat ze doen, maar ook waarom. En dan kun je ze helpen groeien op een manier die bij hen past. Hoe je als praktijkbegeleider die dubbele taak aanpakt: simpeler dan je denkt

Weet je wat het mooie is aan praktijkbegeleiding? Het is eigenlijk net koken. Je hebt een recept (de beroepseisen), maar je mag best wat kruiden toevoegen die bij jouw smaak passen. Laat me uitleggen hoe je dat doet.

Neem nou Emma, onze verpleegkundestudent. Natuurlijk moet ze leren hoe alles werkt op de afdeling. Dat is die eerste taak: zorgen dat ze mee kan draaien. Maar tegelijkertijd heeft ze iets bijzonders - ze is ongelooflijk goed in het geruststellen van angstige patiënten. Dat komt omdat ze zelf wat verlegen is en daardoor extra goed aanvoelt hoe anderen zich voelen.

Hoe pak je dat aan?

Eigenlijk heel natuurlijk. Als ze een nieuwe handeling moet leren, bijvoorbeeld een infuus prikken, doe je twee dingen tegelijk:

Ten eerste laat je zien hoe 'wij het hier doen'. Gewoon stap voor stap: "Kijk, zo pak je de materialen, zo praat je met de patiënt, zo prik je het infuus." Dat is dat eerste deel van je taak - zorgen dat ze de basis onder de knie krijgt.

Ten tweede komt het leuke deel. Je zegt bijvoorbeeld: "En nu ben ik benieuwd hoe jij het gesprek met de patiënt aanpakt. Ik zie dat je daar je eigen stijl in hebt ontwikkeld." Boem - daar gebruik je meteen haar talent. Je laat haar zien dat haar eigenheid waardevol is.

Of Tom bij die hippe startup, met zn hemd met polopaardje. Natuurlijk moet hij leren om wat losser te worden in de dagelijkse stand-ups.

Zo help je studenten hun eigen weg te vinden

Die dubbele taak waar we het net over hadden; studenten helpen functioneren binnen de beroepscultuur én hun eigen kwaliteiten laten ontwikkelen klinkt misschien ingewikkeld. Maar eigenlijk is het heel natuurlijk.

Laat me uitleggen hoe dat werkt.

Het begint met begrip van wat ‘habitus’ betekent in de dagelijkse praktijk.

Als praktijkbegeleider zie je het zoals ik ook begon meteen: de ene stagiair voelt zich als een vis in het water, de ander moet nog leren zwemmen. Neem Emma en Lisa op de verpleegafdeling. Lisa, met haar achtergrond in een zorgfamilie, pikt de ongeschreven regels vanzelf op. Emma moet ze nog leren kennen.Habitus is als je standaard danspasjes op een feest: Je weet niet eens meer waar je ze geleerd hebt, maar zodra de muziek start, begin je vanzelf te bewegen. Lisa kent de pasjes al.

Hier komt jouw rol als praktijkbegeleider in beeld. Je doet eigenlijk drie dingen tegelijk, zonder dat je er erg in hebt:

Ten eerste maak je het onzichtbare zichtbaar. Als Emma aarzelt bij de artsenvisite, leg je uit: "Kijk, we onderbreken de arts op dit moment omdat het over de patiëntveiligheid gaat. Dat is een ongeschreven regel hier - patiëntveiligheid gaat altijd voor." Door dit expliciet te maken, help je haar de cultuur te begrijpen.

Tegelijkertijd (ten tweede) kijk je naar wat Emma meebrengt. Ze is misschien voorzichtig in de omgang met artsen, maar juist haar rustige, observerende houding maakt haar sterk in patiëntencontact. Dus zeg je: "Ik zie dat je op een heel eigen manier met patiënten omgaat. Vertel eens, hoe pak jij dat aan?" Zo help je haar inzien dat haar eigenheid waardevol is.

Het derde aspect is het creëren van oefenruimte. Je zegt bijvoorbeeld: "Deze week gaan we oefenen met het inbrengen in de artsenvisite. Ik ben erbij, dus je kunt niet de mist in gaan. Probeer het gewoon." Zo maak je het veilig om nieuwe gedragspatronen te ontwikkelen.

Dit geldt ook voor Tom bij die startup. Je helpt hem de informele cultuur te begrijpen ("hier deel je gewoon je idee tijdens de lunch met een vage powerpoint, ook als ze nog niet af zijn en met spelfouten"), maar je waardeert ook zijn neiging tot structuur ("jouw systematische aanpak helpt ons projecten echt afmaken"). En je geeft hem ruimte om te experimenteren met een lossere stijl.

Het mooie is: dit hoef je niet als een zwaar theoretisch concept te zien. Het gaat gewoon om goed kijken, benoemen wat je ziet, en mensen helpen groeien op een manier die bij hen past. Soms betekent dat dat ze nieuwe gedragspatronen aanleren, soms dat ze ontdekken hoe ze hun eigen stijl kunnen inzetten.

Eigenlijk ben je als een tuinier. Je zorgt voor de juiste omstandigheden (veiligheid, duidelijkheid over verwachtingen), je geeft water en voeding (feedback, uitleg), maar je laat elke plant op zijn eigen manier groeien. Want uiteindelijk wil je geen kantje-boord kopieën van elkaar, maar professionals die én effectief zijn in hun vak én authentiek blijven in wie ze zijn. Jouw doel als begeleider is niet om de grootste plant in de kas te zijn en te roepen ‘kijk naar mij, dan groei je net zo groot’. Het gaat erom dat je de juiste voedingsbodem en het juiste klimaat verzorgt waaronder iedereen kan groeien op de eigen, beste manier.

Dat is geen hogere wiskunde, mag wel maar het hoeft niet. Het is gewoon goed kijken, benoemen wat je ziet, en mensen helpen om stap voor stap hun weg te vinden.

Door dit bewust te doen, maak je niet alleen je studenten sterker, maar help je ook het vakgebied zich te ontwikkelen. Want elke nieuwe professional brengt weer iets eigens mee dat het vak kan verrijken.

De diepere laag: waarom deze aanpak werkt

Deze praktische benadering van het begeleiden van studenten raakt aan de kern van hoe mensen leren en zich ontwikkelen in een professionele omgeving. Net zoals een kind leert fietsen (eerst met zijwieltjes, dan met iemand die meeloopt, en uiteindelijk zelfstandig) zo ontwikkelen professionals zich ook stap voor stap.

Als praktijkbegeleider ben je een rolmodel. Je laat zien hoe je kunt bewegen tussen verschillende situaties terwijl je trouw blijft aan jezelf. Wanneer Emma ziet hoe jij schakelt tussen een gesprek met een arts en een gesprek met een patiënt, leert ze niet alleen de 'regels', maar ziet ze ook hoe je authentiek kunt blijven binnen die regels.

Timing speelt hierbij een cruciale rol. In het begin heeft een student vooral behoefte aan duidelijke kaders: wat zijn de verwachtingen, wat zijn de ongeschreven regels? Het is als koken: eerst volg je het recept nauwkeurig, later durf je te experimenteren met eigen ingrediënten.

Een van je krachtigste instrumenten als begeleider is om die reden het stimuleren van reflectie. Niet door grote theoretische vragen te stellen, maar door simpele observaties: "Ik zag dat je net op een andere manier met die situatie omging dan vorige week. Wat heeft je doen besluiten om het zo aan te pakken?" Dit soort gesprekken maken studenten bewust van hun groeiproces.

Het mooiste moment komt wanneer je ziet dat een student niet meer alleen maar probeert 'te passen' in de cultuur, maar deze actief begint te verrijken. Zoals Tom, die zijn talent voor structuur inzet om de soms chaotische startup-cultuur effectiever te maken. Of Emma, die met haar rustige aanpak een nieuwe dimensie toevoegt aan het team.

Dit draagt bij aan de ontwikkeling van het vakgebied zelf. Elke nieuwe professional die zijn eigen stijl ontwikkelt, voegt iets toe aan wat het betekent om verpleegkundige, marketeer of advocaat te zijn. Zo blijven beroepen zich ontwikkelen en vernieuwen, zonder hun kern te verliezen.

Gouden tips voor de praktijkbegeleider

1. De eerste week is goud waard

Juist in de eerste week zie je het duidelijkst waar iemands habitus botst of aansluit bij de werkcultuur. Gebruik deze observaties. Maak er aantekeningen van. Het geeft je een schat aan informatie over hoe je deze student het beste kunt begeleiden. Benoem ook expliciet wat je ziet: "Ik merk dat je heel zorgvuldig bent in je communicatie. Dat is een kracht. Laten we kijken hoe we die kunnen inzetten in verschillende situaties."

2. Creëer bewust oefensituaties

Als je ziet dat een student worstelt met bepaalde ongeschreven regels, creëer dan 'oefensituaties' waarin ze hiermee kunnen experimenteren. Bijvoorbeeld: "Vandaag ga ik je drie keer vragen om iets in te brengen tijdens de vergadering. Kies zelf je moment, ik back je up." Zo maak je het veilig om nieuwe gedragspatronen te ontwikkelen.

3. Gebruik de kracht van contrast

Wanneer je twee studenten begeleidt met verschillende achtergronden, zoals Emma en Lisa, gebruik dit dan als leerkans voor beiden. Niet door ze te vergelijken, maar door ze van elkaar te laten leren. Laat ze bijvoorbeeld samen een taak uitvoeren en reflecteer daarna met hen op hun verschillende aanpakken. Zo leren ze dat er meerdere effectieve manieren zijn om hetzelfde doel te bereiken.

4. Maak het bespreekbaar

Durf het gesprek aan te gaan over hoe iemands achtergrond hun werkstijl beïnvloedt. Niet als probleem, maar als gegeven dat je kunt benutten. Een simpele vraag als "Wat uit je vorige ervaringen helpt je hier, en wat moet je afleren?" kan al veel inzicht geven.

5. Vier de verschillen

Merk bewust op wanneer iemands 'andere' aanpak een positief effect heeft. Bijvoorbeeld als de formele communicatiestijl van Tom juist goed werkt bij een belangrijk klantgesprek, of als Emma's voorzichtige benadering een angstige patiënt geruststelt. Door dit te benoemen, versterk je het vertrouwen dat anders zijn ook waardevol kan zijn. Een essentiële zesde tip voor praktijkbegeleiders: creëer blenderruimte

Dit is misschien wel de belangrijkste tip van allemaal, omdat hij direct raakt aan het concept habitus. Waarom? Omdat juist hier de onzichtbare barrières het duidelijkst worden.

6. Blunderruimte

Ok, toch stiekem 6 tips. Terug naar het ziekenhuis. Stel je de nieuwe arts-assistent voor die uit een cultuur komt waar directe feedback niet gebruikelijk is. In het ziekenhuis moet ze leren om wel direct feedback te geven als de patiëntveiligheid in het geding is. Of denk aan Tom bij die startup, die moet leren dat een idee delen dat nog niet helemaal uitgewerkt is, hier juist gewaardeerd wordt.

Deze studenten hebben niet alleen een nieuwe vaardigheid nodig: Ze moeten een deel van hun diepgewortelde gedragspatronen (zo ben ik het gewend) afleren. En dat voelt ongemakkelijk, onnatuurlijk, soms zelfs als verraad aan hun achtergrond.

Hier komt habitus om de hoek kijken. Want hoe 'veilig' een leeromgeving op papier ook is, als iemand van huis uit heeft meegekregen dat fouten maken 'slecht' is, of dat je 'niet op moet vallen', dan zit dat in hun systeem. Die student heeft meer nodig dan alleen de woorden "het is oké om fouten te maken."

Hoe maak je blunderruimte?

Het begint met expliciet benoemen dat bepaald gedrag bij het leerproces hoort: "Deze week is specifiek bedoeld om te experimenteren met directe feedback geven. Ik verwacht dat het soms ongemakkelijk voelt of niet helemaal soepel gaat. Dat is precies waar deze week voor is."

Maar belangrijker nog is dat je dit laat zien in je eigen gedrag. Deel bijvoorbeeld openlijk een moment waarop jij zelf moest wennen aan een bepaald aspect van de werkcultuur. Of nog beter: laat zien hoe jij nu nog steeds soms worstelt met bepaalde situaties. Dit doorbreekt het idee dat er een 'perfect eindplaatje' is waar ze naartoe moeten werken.

De praktische uitvoering

- Maak specifieke oefenweken of -momenten waarin experimenteren centraal staat

- Benoem expliciet dat ongemak en fouten in deze periode niet alleen oké zijn, maar zelfs verwacht worden

- Vier de momenten waarop iemand uit hun comfortzone stapt, ongeacht het resultaat

- Reflecteer samen op wat het ongemak zegt over iemands achtergrond en hoe dit juist waardevol kan zijn

Conclusie

Toen Pierre Bourdieu zijn theorie over habitus ontwikkelde, zat hij waarschijnlijk niet in een hippe startup achter een Mac iets met premier-pro te doen, of op een drukke verpleegafdeling. Hij observeerde hoe mensen uit verschillende sociale klassen zich gedroegen, hoe ze praatten, wat ze aten, welke kunst ze mooi vonden. Hij zag dat dit soort gewoontes en voorkeuren diep in mensen verankerd zaten.

Een soort cultureel DNA so to speak.

Wat Bourdieu misschien niet voorzag, was hoe dynamisch onze moderne werkwereld zou worden. Hij zag habitus vooral als iets dat ons beperkt, dat ons vastpint op onze achtergrond. Een beetje zoals een vis die niet weet dat hij in water zwemt; zo vanzelfsprekend zijn onze aangeleerde patronen.

Gelukkig zien we dagelijks op de werkvloer dat het ook anders kan. Neem Emma, de verpleegkundestudent. Haar verlegen ‘habitus’ leek in eerste instantie een handicap in de directe ziekenhuiscultuur. Maar in de blunderruimte die haar begeleider creëerde, ontdekte ze dat ze haar voorzichtigheid kon combineren met professionele assertiviteit. Het werd haar superpower: Patiënten voelen zich veilig bij haar, terwijl ze toch duidelijke grenzen kan stellen.

Of kijk naar Tom met de glimschoentjes in zijn startup. Die 'ouderwetse' precisie die hij van huis uit meekreeg? Die bleek goud waard tijdens belangrijke klantpresentaties. Of het idee ter discussie stelt dat iedereen iedere dag tot 8 uur op kantoor moet rondhangen en niet eens om vijf uur weg gaat. Niet per se door te drammen maar gewon door de vraag te stellen: ‘Waarom is dat eigenlijk’ Zijn begeleider helpt hem niet om zijn formele habitus af te leren, maar om er een nieuwe laag aan toe te voegen; als een danser die zowel klassiek ballet als een moddervette pop-and-lock kan doen, net zoals collega’s ineens de ‘eerste positie’ kunnen.

De habitus is niet een soort ‘culturele gevangenis’ maar een basis waarop we kunnen bouwen. Het is als een muzikant die eerst klassiek piano heeft geleerd en later jazz ontdekt. Een techniek die eerst beperkend leek, wordt juist de basis voor nieuwe improvisaties.

Want daar gaat het uiteindelijk om bij het begeleiden van stagiairs: niet het afleren van wie diegene is, maar het uitbreiden van diens repertoire. In die veilige blunderruimte ontdek je dat je niet hoeft te kiezen tussen je achtergrond en je professionele toekomst. Je leert schakelen, combineren, experimenteren. Je wordt als een kok die zowel de klassieke Franse keuken beheerst als streetfood kan maken; en soms die twee zelfs mixt tot iets nieuws.

En nee ik heb het hier niet over de Crompouce.

Dus ja, Bourdieu had gelijk: dat hele habitus ding zit diep bij ons (allemaal).
Maar met de juiste begeleiding en veilige experimenteerruimte wordt die habitus geen beperking, maar een springplank naar nieuwe mogelijkheden.

Misschien is dat wel de echte kunst van het begeleiden: mensen helpen om trouw te blijven aan zichzelf én tegelijkertijd te groeien. Het zijn immers die combinaties van oud en nieuw, van aangeleerd en aangeleerd die samen aangeleerd zijn, die onze werkvloeren zo kleurrijk en effectief maken.

En wie weet, als Bourdieu nu nog had geleefd, had hij misschien wel een nieuwe theorie geschreven.

Niet over hoe habitus ons beperkt, maar over hoe we er nieuwe moves aan toe kunnen voegen.

In je blunderruimte.

Vorige
Vorige

14 taken

Volgende
Volgende

Dino’s 🦕