Dino’s 🦕

De Zwarte Zwaan, de VR-Bril en waarom we de toekomst nooit zien aankomen

Een tijdje terug stond ik in de Apple Store op Union Square in San Francisco.

Mooie vestiging.

Met een VR-bril op mijn hoofd keek ik om mij heen naar dinosaurussen die tussen de iPhones door paradeerden. Het fascinerende was niet zozeer wat ik zág, maar wat het me deed beseffen over hoe we kijken.

Want hoe weet ik eigenlijk dat die dinosaurussen niet echt zijn?

Toegegeven: Dat vroeg ik mij op dat moment niet af, soms denk ik ook wel eens niet na. Het was gewoon tof.

Maar wel recent, in het kader van stages dacht ik terug aan dat moment.

En dus aan die vraag: Hoe weet ik dat die opgeblazen hagedissen niet echt zijn?

"Nou Einstein," hoor ik je denken, "omdat we weten dat dinosaurussen al een jaartje of 65 miljoen geleden zijn uitgestorven" .

ok, goed punt op zich.

Toch zou een Schotse filosoof uit de 18e eeuw, David Hume, je direct scherp bij de les halen. Want hoe wéét je dat eigenlijk?

In zijn meesterwerk "An Enquiry Concerning Human Understanding" uit 1748, een van de belangrijkste filosofische werken in de Engelse taal, stelde Hume een simpele maar schokkende vraag:

"Hoe weet je dat de zon morgen opkomt?"

Zijn antwoord was even simpel als ontwrichtend: dat weten we niet. We nemen aan dat ‘ie vanzelf weer over de horizon piept omdat het altijd gebeurt.

Maar, zo stel Hume; dat is geen bewijs, dat is gewoonte.

Wat Hume eigenlijk deed, was het fundament onder al onze zekerheden vandaan halen. Niet om ons te pesten, ok misschien een beetje, maar vooral om ons wakker te schudden.

Even serieus: Ja, we denken dat we zeker weten dat dinosaurussen zijn uitgestorven, omdat al het bewijs ons dat vertelt. Fossielen, wetenschappelijke consensus, paleontologen met kwastjes in de woestijn op hun knieën bij versteende botten, die T. rex in het museum waar je zoon van 10 hysterisch enthousiast van raakt; het lijkt onomstotelijk. Maar filosofisch gezien (en daar zit de lol) kunnen we dat nooit 100% zeker weten.

Waarom niet? Omdat al onze kennis is gebaseerd op waarnemingen uit het verleden. En zoals David Hume al zei: dat iets altijd zo is geweest, betekent niet dat het altijd zo zal zijn. Het is gebaseerd op inductie: We zien A gebeuren, vervolgens nog eens A, en concluderen dat het altijd A zal zijn. Totdat er ineens een B voorbij komt.

Dus nee, niemand verwacht een Velociraptor bij de kaasafdeling van de Albert Heijn. Maar stel je voor dat er morgen een bizar wetenschappelijk artikel verschijnt met het nieuws dat er op een afgelegen eiland ergens toch nog een populatie mini-dino’s heeft overleefd. Het zou ons wereldbeeld omver blazen.
Want als we zelfs over zoiets basaals als een zonsopkomst of het feit dat dino’s zijn uitgestorven niet 100% zeker kunnen zijn, wat betekent dat dan voor al onze andere 'zekerheden'?

Zwarte zwanen 🦢

In 2007 pakte Nassim Taleb dit idee op in zijn boek "The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable". Hij gebruikte het beeld van de zwarte zwaan; iets wat Europeanen eeuwenlang voor onmogelijk hielden, tot ze in Australië kwamen en ze tegenkwamen. Zijn punt? De gebeurtenissen die onze wereld het meest veranderen, zijn meestal degene die we niet zagen aankomen.

Denk aan Corona. Een paar jaar geleden had niemand kunnen voorspellen dat de hele wereld in lockdown zou gaan. Of neem AI: vijf jaar terug was ChatGPT zoals we het kennen ondenkbaar, nu vraagt iedereen zich af of robots ons werk gaan overnemen. Klassieke zwarte zwanen: achteraf verklaarbaar, vooraf onvoorspelbaar.

We worden als mens dus beperkt door onze kennis. Er zijn geen garanties dat we alles weten en dat we juiste conclusies kunnen trekken. Toch doen we dat, net zolang totdat die zwarte zwaan ineens komt binnenvliegen. "De gewoonte is de grote gids in het menselijke leven," schreef Hume.

En stages dan?

Ja, leuk. Dino’s, moeilijke filosofische boeken, zonsopkomst… Wat is je punt Brand?

Let op: Hier wordt het interessant voor iedereen die met stages en talentontwikkeling bezig is.

Waarom laden we stagiairs vol met dinosaurussen uit het verleden? Met stoffige handboeken en 'zo doen wij dat al jaren'?

Het wordt tijd dat we stages anders gaan zien. Niet als een periode waarin we mensen kneden naar 'hoe het hoort'. Maar als een kans om onze eigen aannames uit te dagen. Om nieuwe perspectieven binnen te laten die ons wakker schudden uit onze comfortabele routine.

Denk eens na. Die 'lastige' stagiair die alles anders wil aanpakken: Die vrolijkerd is geen probleem. Het is je wake-up call. Je kans om eindelijk te zien wat je al die tijd hebt gemist.

Want wat gebeurt er als we stoppen met jonge talenten te vormen naar ons eigen evenbeeld?

Als we hun kritische vragen niet wegwuiven maar omarmen?

Als we durven toegeven dat die onconventionele aanpak, die wij eerst als 'onervaren' bestempelden, misschien wel precies is wat we nodig hebben?

Het fascinerende aan Hume’s en Talebs theorie is dat zij ons in drie dingen leren:

1. De grootste veranderingen zijn meestal degene die niemand zag aankomen, ook de experts niet.

2. Achteraf verzinnen we altijd waarom we het hadden kunnen weten (vooral experts)

3. Toch blijven we plannen maken alsof zwarte zwanen niet bestaan. Uit gewoonte.

Het wordt nog interessanter als we dit toepassen op hoe we naar talent kijken. Want hoeveel 'zwarte zwanen' lopen er dagelijks onze werkplek binnen, maar zien we niet omdat ze niet passen in ons beeld van hoe een 'goede' medewerker eruitziet?

Hoeveel briljante ideeën missen we omdat ze niet passen in onze 'gewoontekennis' van wat werkt?

Waarom nemen we de jongen met een mbo-opleiding niet aan, terwijl zijn praktische aanpak precies is wat het team mist? Waarom leggen we de sollicitatie van iemand met een ongebruikelijke achternaam onbewust op de ‘misschien-stapel’? Waarom gaan we er vaak automatisch van uit dat die slimme meid minder ambitie heeft dan haar mannelijke studiegenoten? En waarom geven we die stagiair niet de ruimte om nieuwe dingen te proberen omdat zij misschien wél een zwarte zwaan zien zwemmen.

Als je dit verhaal over zwarte zwanen en onze blindheid voor het onverwachte echt tot je laat doordringen, kun je niet anders dan jezelf een paar ongemakkelijke vragen stellen:

Over jouw rol als begeleider:

👉🏽 Wanneer heb je voor het laatst iets geleerd van een stagiair, in plaats van andersom?

👉🏽Als je eerlijk bent: selecteer je op potentieel of op herkenning van wat je al kent?

👉🏽 Hoeveel ruimte geef je aan ideeën die jouw ervaring tegenspreken?

Over je organisatie:

👉🏽 Als morgen een compleet nieuwe technologie je vakgebied verandert, is jouw stagiair dan beter voorbereid dan jij?

👉🏽 Waarom hebben jullie eigenlijk stagiairs? Om hen te vormen naar je bestaande systeem, of om je systeem te laten evolueren en overleven op de langere termijn?

👉🏽 Welke signalen van verandering mis je misschien omdat ze niet passen in je bestaande beeld?

Dus ja, dino’s zijn volgens onze kennis uitgestorven, maar in de filosofische zin?
We kunnen het nooit met een absolute zekerheid zeggen.

En dát is precies waar die paradox van weten en gewoonte in zit. Het is de geruststelling van gewoonte versus de onzekerheid van het onverwachte: wat ons houvast geeft, kan ons ook blind maken. Hoe meer we vertrouwen op wat we weten, hoe groter de kans dat we de zwarte zwaan over het hoofd zien die alles op z’n kop zet.

Dus blijf je kijken door je vaste bril van “ik weet het zeker”? Of hou je de mogelijkheid open dat de wereld ( en je aannames ) altijd nog kan verrassen?

Het is tijd om te erkennen dat vernieuwing niet komt uit het kopiëren van het verleden, maar uit het omarmen van de toekomst.

Praktische aanpak

Net als bij dino’s en zwarte zwanen geldt bij stagiairs: hoe meer we vasthouden aan wat we denken te weten over ‘goede’ kandidaten en wat ze moeten kunnen en kennen, hoe groter de kans dat we het échte talent niet opmerken en hen opleiden voor de arbeidsmarkt van gisteren en vandaag in plaats van morgen en overmorgen.

Morgen zit je wellicht weer met een stagiair aan tafel.

Dan heb je nu twee keuzes:

👉🏽Je kunt dit artikel wegklikken en doorgaan zoals je altijd doet.

Prima. Heel menselijk.

👉🏽Je kunt jezelf ook uitdagen.

Wil je de uitdaging? Goeie keuze!

Dan een paar suggesties:

1. Kies één aanname in jouw organisatie over 'hoe we het hier doen'.
Zet er vervolgens een vraagteken bij.

2. Vraag je stagiair wat zij zou veranderen als zij de baas was.

3. Luister. Écht luisteren. Zonder meteen te denken waarom het niet kan.

Want de vraag is niet óf er een zwarte zwaan aankomt die jouw werk fundamenteel zal veranderen.

De vraag is: Zit die zwarte zwaan misschien nu al tegenover je in een kop lauwwarme automatenkoffie te roeren, wachtend tot jij je VR-bril van ervaring en de occasional langs wandelende dinosaurus durft af te zetten? 🦖☕️🥸

PS: Een uitnodiging om dieper te graven

Als dit verhaal over zwarte zwanen en onze blinde vlekken je intrigeert dan nodig ik je uit om eens te kijken naar de lijst van cognitieve biases die ik hier verzamel. Daar vind je tientallen voorbeelden van hoe ons brein zichzelf voor de gek houdt. Van de 'confirmation bias' die ons alleen laat zien wat we willen zien, tot de 'beschikbaarheidheuristiek’ ' die ons recente ervaringen te veel gewicht laat geven. Lijst groeit gestaag, dat je dat weet.

Elke bias die je herkent is als een VR-bril die je kunt afzetten. Niet permanent; dat kan niet, zoals Hume ons leerde, maar wel lang genoeg om even anders te kijken.

Want zoals Taleb zou zeggen: De zwarte zwaan die je leven gaat veranderen, is waarschijnlijk al in zicht.

Je moet alleen wel durven kijken.

Of zoals de grote filosoof J. Cruijf ooit zei: “Je gaat het pas zien as je het doorhebt.”

Welke bias ga jij morgen proberen te herkennen?

Vorige
Vorige

Habitus

Volgende
Volgende

Astro-tv