14 taken

Denk nog even terug aan toen je leerde fietsen. Of toen je jouw kind leerde fietsen. Dat gaat meestal als volgt: Eerst doe je het voor; Je zoon of dochter kijkt naar jouw bewegingen en probeert ze te kopiëren. Dan loop je ernaast; je hand licht op de bagagedrager, klaar om te ondersteunen bij een wiebel. En uiteindelijk na een hoop gezwabber over het pleintje op de hoek loop je erachter; kijkend hoe het zelfstandig (wiebelig, van links naar rechts, mogelijk met zijwieltjes maar toch) de weg vindt, hopelijk niet direct in het zijportier van de Lexus van de buurman.

Dit vat de essentie van stagebegeleiding perfect samen.

Je bent eerst manager (ervoor lopen), dan coach (je loopt ernaast) en dan adviseur (op de achtergrond).

De 14 essentiële taken:

Als begeleider heb je een aantal taken om die drie rollen goed uit te voeren. Stel je voor dat je een LEGO-instructieboekje bent. Je weet wel, zo'n boekje dat stap voor stap laat zien hoe je van een berg losse steentjes tot een prachtig kasteel komt. Zo werkt het ook met deze taken. Ik heb er 14 beschreven. Zie deze als de pagina's in dat instructieboekje; elk met hun eigen doel, maar samen vormen ze het complete plaatje van goede stagebegeleiding.

De taken:

1. Degene die het voordoet

Net zoals je een kind niet leert fietsen door het hele proces netjes op een whiteboard uit te tekenen, leer je een stagiair niet het vak door er eindeloos over te praten. Vakactiviteiten demonstreren is als een dans voordoen. Niet alleen de pasjes laten zien, maar ook de flow, het ritme en het zelfvertrouwen waarmee je doet alsof je geboren bent op een dansvloer (en niet vorig weekend nog struikelde over je eigen voeten).

Je bent als een levende YouTube-tutorial, maar dan zonder pauzeknop of reclames tussendoor, en met de luxe dat je direct kunt reageren op verwarde blikken en compleet mislukte pogingen. Want geloof me, die komen. Als je het goed doet, krijg je niet alleen de vraag: “Waar moet mijn hand heen?” maar ook van die momenten waarop je stagiair zich voortbeweegt alsof ze aan een onzichtbaar touw worden meegetrokken en het lijkt alsof hun ledematen net ruzie hebben gehad.

En dat is perfect. Want hoe meer ze stuntelen, hoe beter ze straks de flow te pakken krijgen. Jouw doel is niet om ze foutloos te laten starten. Dat wil iedereen graag maar als dat gebeurd is het veel t makkelijk. Jouw doel is om ervoor te zorgen dat ze na die eerste paar houterige pogingen eindelijk de bewegingen maken zonder eruit te zien als een marionet aan een paar te korte draadjes.

2. Het creëren van een veilige speeltuin

Weet je nog toen je voor het eerst van de glijbaan ging? Waarschijnlijk niet, maar ik gok dat het niet van een rots midden in de bergen was, terwijl je ouders beneden stonden te roepen: “Succes ermee!” Nee, je begon in een veilige speeltuin met rubberen tegels en iemand die ervoor zorgde dat je niet halverwege in een kunststof bocht van hoogwaardige kwaliteit vast kwam te zitten als een bevroren visstaafje.
Zo werkt het ook met stagebegeleiding.

Je creëert een veilige speeltuin waarin fouten maken mag; waar ze mogen vallen, struikelen, en zelfs een keer volledig van de wipkip afdonderen zonder dat jij gelijk die hoek van de speeltuin tot rampgebied uitroept. En nee, dit betekent niet dat je je stagiair inpakt in bubbeltjesplastic, met waarschuwingsborden om ze heen zet en elke misstap documenteert alsof het een incidentrapport van de politie is. Het betekent wél dat je een omgeving creëert waarin ze leren dat vallen niet gelijk staat aan falen. Een paar blauwe plekken? Prima. Schrammetje? Irritant, maar hoort er soms bij. Als stagiairs het gevoel krijgen dat elk foutje eindigt in een nationale ramp met gironummer en de koning ter plaatse, staan ze sneller op de vlucht dan een kleuter die ontdekt dat er spinnen in de zandbak zitten. Wil je niet. Onthouden dus: Leer ze dat vallen niet synoniem is aan falen.

3. Je bent de bedrijfsninja

Soms ben je een bedrijfsninja; altijd aanwezig, maar zo stil en onopvallend dat je stagiair pas achteraf beseft dat je er was. Geen flitsende moves, geen rookbommen, werpsterren of zwarte outfits met moeilijke vouwen maar wel klaar om in te grijpen als ze zich per ongeluk in een professionele valstrik wurmen.

Dichtbij genoeg om te redden wat er te redden valt, maar niet zo dichtbij dat je met je bezorgde blik en overijverige advies het hele leerproces verpest. Want ja, het idee is dat ze leren fietsen, niet dat jij elke misstap als een ninja met een perfecte sprong (slowmotion) opvangt terwijl je hyperventilerend een zwaard probeert vast te houden.

Vertrouwen geven, dáár draait het om; niet het stuur overnemen alsof je in een actiefilm speelt waarin elke hobbel levensbedreigend is. Dus ja, soms moet je even loslaten, met de ontspannen uitstraling van een ninja (die eigenlijk inwendig schreeuwt), één oog op de weg (want dat instinct om in te grijpen blijft) en een hand in de buurt (voor als ze besluiten dat volle snelheid tegen een stoeprand knallen misschien een geniale strategie is). En als ze vallen? Dan help je ze op, alsof je nooit even dacht: "Told you so”

4. Vertrouwen geven

Dit is als dat moment waarop je een stagiair voor het eerst een taak zelfstandig laat uitvoeren. Je weet dat er een kans is dat ze struikelen over een verkeerd geformuleerde e-mail of een klant iets te enthousiast te woord staan, maar je weet ook dat ze nooit echt zullen leren als je alles blijft voorkauwen. Het is die lastige balans tussen begeleiden en loslaten: je wilt elk woord meelezen en elke beslissing controleren, maar soms moet je gewoon vertrouwen hebben, een stap terugdoen en hopen dat ze niet per ongeluk de hele inbox wissen.

5. De poortwachter

Denk aan je stagiair als een Harry Potter die stuntelend op perron 9¾ staat, met een gezicht dat zegt: "Ik ga toch niet echt tegen die muur aanrennen, hè?" Hij twijfelt tussen vol vertrouwen doorstappen of eerst kijken of niemand lacht als hij plat op de grond ligt. En daar kom jij—met je beste Hagrid-moves om dat laatste zetje te geven.

Jij bent degene die zegt: “Nee, je ziet er niet belachelijk uit (of nou ja, niet méér dan iedereen hier), gewoon dóór die muur heen.” Jij helpt ze hun koffers dragen als ze dreigen te struikelen onder het gewicht van deadlines, nieuwe taken en zelfbedachte twijfels. Maar je bent er niet om alles voor te kauwen.

Nee, jouw taak is subtieler: de juiste balans vinden tussen uitleggen en loslaten, tussen “Komt goed” en “Leer het maar door te doen.” Want ja, die magische wereld is best ingewikkeld: projecten, feedback, samenwerking, en al die verborgen valkuilen waarvan ze nog geen idee hebben. Maar het belangrijkste is dat jij ze helpt doorgaan, zelfs als ze even willen opgeven en terugkruipen naar een veilige hoek van de Zweinstein Express.

En als ze wankelen of te hard door de muur willen stormen? Dan vang jij ze op en zeg je met je beste Hagrid-knipoog: "Rustig, jonge tovenaar, dit is nog maar het begin."

6. Faciliteert samenwerking

Dit is als samen muziek maken; soms speel jij de hoofdpartij, soms je stagiair, en als het goed gaat, klinkt het als een harmonieus duet. Het is niet langer een kwestie van ‘de meester en de leerling’, maar van twee professionals die elkaar aanvullen. Laten we wel even eerlijk zijn: In het begin is het vaker een soort ondoordringbare kakofonie van valse noten en gemiste inzetten. Toch is dat precies de bedoeling. Jij bent er niet om als een strenge dirigent elke misstap af te straffen, maar om ervoor te zorgen dat de stage meer is dan een compilatievideo van bloopers bij Idols.

7. De puzzelmaker

Als begeleider ben je als iemand die een puzzel legt met een stagiair die de randstukjes nog aanziet voor middenstukken. Je bepaalt welke stukjes je wanneer aanreikt: Te moeilijk en ze gooien gefrustreerd de hele doos om, te makkelijk en ze dutten halverwege in. Het is de kunst van de begeleider om precies die opdrachten te geven die nét uitdagend genoeg zijn om ze aan het denken te zetten, maar niet zo ingewikkeld dat ze ineens ‘per ongeluk’ een lange koffiepauze nemen en nooit meer terugkomen.

8. De spiegel

Reflecteren is als jezelf terugzien op een dansvideo: een pijnlijke confrontatie met de realiteit die je liever had genegeerd. Plotseling zie je bijvoorbeeld dat je niet soepel over de dansvloer glijdt, maar beweegt als een losgeschoten winkelwagentje. Je helpt je stagiair dus niet alleen te kijken naar wát ze doen, maar ook hóe ze het doen en vooral waarom dat ene rare armgebaar steeds terugkomt alsof ze een onzichtbare vlieg proberen weg te slaan.

Het doel is niet om ze in totale existentiële schaamte te laten verdwijnen, maar om ze te laten inzien waar ze kunnen bijsturen. Niet alles hoeft meteen perfect, zolang ze maar snappen dat ‘spontane expressie’ niet hetzelfde is als ‘per ongeluk wild om je heen maaien’.

9. De Vragensteller

Goede vragen zijn als geheime sleutels die deuren in het hoofd van je stagiair openen. Soms leidt het naar een kluis vol briljante inzichten, en soms naar een bezemkast waar losse gedachten door elkaar slingeren als verdwaalde stofnesten. Jij bent als een nieuwsgierig kind dat eindeloos "Waarom?" vraagt, maar hopelijk zonder dat je stagiair na de zoveelste vraag neigingen krijgt een deur in je gezicht dicht te slaan.

Het doel is niet om ze gek te maken met een spervuur totdat ze huilend roepen: “Geen idee, laat me gewoon iets doen!” Het gaat erom hun brein te stretchen, hun denkvermogen op te rekken zoals een elastiek; niet zo ver dat het knapt, maar ver genoeg om nieuwe ideeën binnen te laten. Niet alleen zodat ze antwoorden vinden, maar zodat ze ook ontdekken hoe leuk het kan zijn om zelf naar oplossingen te zoeken in plaats van altijd te hopen op een kant-en-klare toverspreuk.

En als je ze echt goed begeleidt, leren ze op termijn die bezemkasten in hun hoofd op te ruimen zonder jou erbij. Maar tot die tijd? Blijf vragen, blijf sturen, en wees voorbereid op af en toe een deur die toch nog piepend dichtvalt, al dan niet met een zetje van de stagiair.

10. De Feedbackkunstenaar

Feedback geven is als schilderen: je kunt met een paar strategische penseelstreken een meesterwerk creëren, of met één onhandige veeg alles verpesten. Gooi je de verf er lomp op, dan eindig je met iets dat meer lijkt op kleuterkliederwerk: feedback die alle kanten op spettert zonder enige structuur. Denk aan klassiekers als "Dit is gewoon niet goed” (dank je, maar wát dan precies?) of "Ik zou het anders doen" (fantastisch, maar hóé dan?). Net zo nuttig als een kleuter die enthousiast met zijn handjes in de verf slaat en roept dat het een giraffe is.

Maar sla je door naar de andere kant en ben je te voorzichtig, dan wordt het zo’n inspiratieloos grijs vlak van "Ziet er op zich wel oké uit, of de ultieme nietszeggende klassieker: "Misschien iets anders proberen?" Ja, bedankt. Iets anders wat? De kleur? De inhoud? De hele carrière?

Het draait om de juiste balans: duidelijk genoeg om je stagiair verder te helpen, maar zonder ze het gevoel te geven dat ze net zo goed een carrièreswitch naar kamerplanten verzorgen kunnen maken.

11. De competentie-detective

Een goede begeleider is als een detective, maar dan zonder de regenjas, het dramatische achtergrondmuziekje en de sigaret losjes in de mondhoek (sowieso een slecht idee, zeker in een kantooromgeving). Niet alleen speur je naar wat er gebeurt, maar vooral naar wat er zou kunnen gebeuren. Je analyseert, observeert en verbindt de losse eindjes: Waar is je stagiair goed in, waar zit de blinde vlek en hoeveel bewijs heb je nodig voordat ze het zelf inzien?

Elke vergaderkamer wordt een plaats delict, elke opmerking een potentiële aanwijzing. Waarom ontwijkt je stagiair bepaalde taken? Wat zit er achter dat plotselinge zelfvertrouwen in één onderwerp en de paniek bij een ander? Je verzamelt subtiel alle puzzelstukjes en voor je het weet, heb je het bewijs rond: dit is wat ze kunnen, dit is wat ze nodig hebben, en dit is waar ze (nog) niet aan willen. Gefeliciteerd, competentiedetective, case closed. Nu zorgen dat je stagiair niet spoorloos verdwijnt zodra het echte werk begint.

12. De steigerbouwer

Dit is misschien wel de moeilijkste kunst voor een begeleider. Eerst bouw je zorgvuldig een steiger rondom je stagiair: Een solide constructie van uitleg, begeleiding en kalmerende woorden. In de didactische wereld heet dat scaffolding: stapsgewijs ondersteuning bieden, zodat ze niet meteen kopje onder gaan.
En dan komt het moment dat je ‘m stukje bij beetje moet afbreken, met de hoop dat het hele bouwwerk niet als een slechte verbouwing bij Help, mijn man is klusser! in elkaar stort zodra je even wegloopt.

Je weet dat het moment is aangebroken, maar een klein stemmetje in je hoofd fluistert: “Zijn we echt al zo ver? Of wordt dit een tragisch staaltje doe-het-zelfwerk waar ik later spijt van krijg?” Toch laat je los, doet alsof je het volste vertrouwen hebt en hoopt dat je stagiair niet meteen enthousiast de verkeerde steunbalk loswrikt, waardoor alles instort en jij de brokstukken weer mag opruimen. En de steiger uit de garage halen.

13. De routeplanner

Je bent als een GPS: Je kent niet alleen de eindbestemming, maar ook alle mogelijke routes daarnaartoe, zelfs de sluiproutes, de files die ze niet willen horen en die ene afslag waar je stagiair per se niet langs wil omdat het ‘te ingewikkeld’ klinkt.

Samen bepaal je de waypoints van hun professionele reis. Jij geeft de opties: de snelle en efficiënte route, de schilderachtige route, of de ‘dit gaat pijn doen, maar je leert er iets van’-weg. Maar laten we eerlijk zijn, uiteindelijk zit je stagiair achter het stuur en besluit die vrolijk een kant op te gaan die nergens op slaat.

En dus eindigen ze onvermijdelijk in een doodlopende straat in het centrum van zo’n pittoresk Italiaans dorpje, waar hun auto eigenlijk net niet past. Terwijl jij droogjes “Probeer om te keren…” mompelt, kiezen ze ervoor om koppig vooruit te blijven rijden in de hoop dat er ergens een geheime afslag is. Spoiler: die is er niet. Maar goed, ervaring is ook gewoon leren hoe je jezelf uit een onmogelijke situatie manoeuvreert; desnoods met een hoop zweet, lichte paniek en drie bejaarde omstanders die proberen mee te denken.

14. De simulator

Voordat een piloot een echt vliegtuig bestuurt, oefent hij eerst in een simulator. Vrij logisch: Geen enkele luchtvaartmaatschappij denkt: "Weet je wat, gooi die jongen gewoon meteen in een Boeing vol passagiers en laten we hopen dat hij intuïtief weet hoe je moet landen.”

Jij bent die simulator voor je stagiair; de veilige, gecontroleerde omgeving waar ze mogen oefenen zonder dat het bedrijf ontploft, klanten collectief ontsnappen of iemand per ongeluk op de rode knop drukt die je nooit zou moeten indrukken.

Maar dat betekent niet dat jij er ontspannen naast zit met een kop koffie. Nee, jij bent die instructeur die naast ze zit, kalm uitlegt hoe het werkt, ze nét op tijd waarschuwt voor een dreigende ramp en af en toe op de noodrem moet trappen als ze recht op een virtuele berg afvliegen. Ondertussen probeer je ze het vertrouwen te geven dat ze het kunnen, ook als hun eerste landing alleen aan te zien is met het muziekje van comedy capers eronder. Sommige stagiairs nemen hun training bloedserieus en hangen aan je lippen. Anderen behandelen de oefenomgeving als een potje Flight Simulator en besluiten halverwege dat het een goed idee is om een looping te proberen. In beide gevallen ben jij degene die ze opvangt, de schade beperkt en ze net zolang laat oefenen tot ze hun eerste echte vlucht zonder kleerscheuren doorkomen. Of in elk geval zonder dat jij in paniek de eject-knop moet zoeken.

Samen brengen

En weet je wat het mooie is? Al deze taken zijn als instrumenten in een orkest. De ene keer speelt een stagiair een indrukwekkende solo, de andere keer is het vooral veel valse noten en paniekerig bladmuziek omdraaien. Maar wie zorgt ervoor dat het geen complete kakofonie wordt? Juist, de dirigent; jij als begeleider.

Jij bepaalt wanneer welk instrument nodig is: soms moet je de trompet (motiveren) laten schallen, soms juist de viool (subtiel bijsturen), en af en toe moet je de grote trom erbij pakken om iemand wakker te schudden. En ja, soms is er die ene stagiair die zich gedraagt als een dwarsfluitspeler met een eigen wil: Geen idee waar ze naartoe gaat, maar het staat zeker niet in de partituur.

Toch is dat waar het om draait: Het creëren van een symfonie van groei en ontwikkeling. En als het goed is, loopt iedereen uiteindelijk de zaal uit zonder gehoorbeschadiging en met een beetje trots op het resultaat. Of op z’n minst zonder dat je als begeleider met een drumstok in je oog eindigt.

Want goed begeleiden is niet alleen de maat houden, het is ook voorkomen dat je stagiair halverwege zijn instrument wegsmijt, roept dat muziek ‘toch niets voor ze is’, en met een didgeridoo naar Bali vertrekt om ‘zichzelf te vinden’ aan de rand van een infinitypool met een roze opblaasbare flamingo.

Alleen moeten we ‘m wel behoeden voor de verkeerde afslag, voordat hij zijn toekomst inruilt voor een sabbatical vol ‘energieverhogende’ cacao-ceremonies. In plaats daarvan moeten we hem gewoon helpen een échte professional te worden.

En daar is doorzettingsvermogen voor nodig. Niet alleen van de stagiair, maar ook van jou als begeleider. Want jij bent degene die met al je taken en rollen; coach, (crisis)manager, adviseur, ervoor zorgt dat ze blijven trappen, zelfs als ze het liefst afstappen en ‘even op zichzelf willen focussen’. Jij houdt de route in de gaten, biedt houvast en geeft ze het zetje dat ze nodig hebben, zodat ze aan het einde van de rit geen ‘zoekende ziel’ zijn, maar gewoon een vakmens dat trots is op wat ze kunnen.

En jij op jezelf als begeleider. 🏋️‍♀️

Volgende
Volgende

Habitus